Relatiehoppen
De nieuwe belastingwet poogt alle relatievormen fiscaal gelijk te schakelen. Resultaat: een puzzel van bijtellingen en aftrekposten. Politiek geworstel met het begrip "partner" is van alle tijden. Eeuwenlang was het huwelijk de enige erkende relatievorm, ook voor de fiscus. Maar de samenleving veranderde. Vandaag de dag zijn er allerhande vormen van samenzijn: van getrouwde stellen en geregistreerde partners tot samenwonenden, met of zonder contract.

Fiscaal gelijk?
Trouwen voor de fiscus – in minder romantische tijden een veelgehoord excuus – is vanaf 1 januari 2001 overbodig. Dankzij de nieuwe belastingwet kan iedereen die dat wil en minstens zes maanden samenwoont, zich voortaan als partner laten behandelen door de belastingdienst. Waar het burgerlijk recht nog onderscheid maakt tussen verschillende samenlevingsvormen – zo kent alleen het huwelijk de zogenoemde zorgplicht en het daaruit voortvloeiende recht op alimentatie –, zal het de fiscus verder allemaal een zorg wezen. Hokkers, maar ook samenwonende broers en zussen of oude vrijsters krijgen in de inkomstenbelasting dezelfde fiscale rechten en plichten als gehuwden. Tenminste, als ze dat willen.

Meestverdiener
Wel of niet getrouwd, dat maakt wel uit voor de fiscus. Onder de oude belastingwetgeving moesten gehuwden alle aftrekposten en bijtellingen die als "gezamenlijk" gelden, toerekenen aan de partner met het hoogste inkomen. De meest verdienende partner betaalde ook het hoogste belastingtarief, wat voor aftrekposten, bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek, dus gunstig is. Toch is het huwelijk niet altijd een fiscale zegen. Want ook bijtellingen zoals het eigenwoningforfait en andere vermogeninkomsten komen terecht bij de meestverdiener. Kortom, getrouwde stellen met veel aftrekposten zitten in de huidige situatie fiscaal goed. Maar vermogende koppels met veel bijtellingen, kunnen nu soms beter af zijn zonder boterbriefje.

Relatiespel
Aan die verschillen moest een eind komen, zo vond Willem Vermeend, destijds staatssecretaris van Financiën en daarmee verantwoordelijk voor de nieuwe belastingwet. Hij bedacht een heus relatiespel: puzzelen met aftrekposten. Dat spel bestaat uit twee fasen. Allereerst: kiezen. Omdat het voor de belastingdienst onmogelijk is de aard van een relatie te bepalen, moeten samenwoners dat voortaan zelf aangeven. Oftewel: paren die langer dan zes maanden samenwonen, kunnen ervoor kiezen zich als stel bij de fiscus te melden.

Vrijblijvend
Die relatievrijblijvendheid hebben alleen de ongehuwde samenlevers. Jaarlijks welteverstaan. De fiscus praat niet over de dood die scheidt. Elk jaar opnieuw in maart kunnen samenwoners voor elkaar kiezen. Het ene jaar getrouwd, het andere jaar gescheiden, voor de belastingdienst maakt het niet uit.

Verdeling aftrekposten en bijtellingen
Na de keuze volgt fase twee van het spel. Stellen die kiezen voor een fiscaal huwelijk, moeten – net als gehuwden – de gezamenlijke aftrekposten en bijtellingen gaan verdelen. De regel dat de meest verdienende partner verplicht alles voor zijn rekening neemt, komt namelijk te vervallen. Fiscale partners en gehuwden mogen voortaan zelf beslissen wie welke aftrekpost of bijtelling neemt die met de "gezamenlijke inkomensbestanddelen" te maken heeft. "Neem jij het eigen huis, dan neem ik de aftrek voor de kinderopvang", wordt het dus jaarlijks. Of de aftrek voor bijvoorbeeld het levensonderhoud van de kinderen, scholingsuitgaven of giften. Voor ongetrouwde stellen met één eigen huis waarop een flinke schuld rust, ligt de oplossing van de puzzel voor de hand: fiscaal partnerschap. Dat biedt hun immers de mogelijkheid om de gehele hypotheekrenteaftrek door te schuiven naar degene met het hoogste inkomen.

Voorbeeld
Neem een koppel waarvan de ene partner een hoog en de andere partner een laag inkomen heeft. Ze hebben een huis waarvan ze elk voor de helft eigenaar zijn en waarop een hypotheek van twee ton rust. Van dit stel moet nu – en straks indien ze geen fiscaal partnerschap aangaan – ieder 50% van zowel de renteaftrek van EUR 12.000 als van de bijtelling van EUR 2.500 van het eigenwoningforfait opvoeren. Af te rekenen tegen de tarieven van de inkomstenbelasting, vanaf 2001 respectievelijk 52 en 32 procent. Als fiscaal stel echter mogen zij alles tegen 52 procent verrekenen. Voordeel: EUR 1.330.

Hypotheekrenteaftrek
Zoals uit het voorbeeld blijkt, koppelt de wet de renteaftrek aan het eigenwoningforfait. Om al te opportuun gereken te voorkomen, moet degene die de rentelasten die bij het eigen huis horen aftrekt, ook de bijtelling voor zijn rekening nemen.

De hypotheekrenteaftrek lijkt op het eerste gezicht het meest op te leveren bij de meest verdienende partner, zoals het voorbeeld net liet zien. Dat verandert echter als er tussentijds wordt afgelost. Naarmate een groter deel van het huis is afbetaald, stelt de renteaftrek minder voor, terwijl de bijtelling voor het huurwaardeforfait (0,8 procent van de WOZ-waarde) in belang toeneemt. Er komt een moment dat de bijtelling overheerst en het handiger wordt om het eigen huis op het aangifteformulier van de minstverdiener op te nemen.

Aftrek kinderopvang
Hoewel Vermeend beoogde de verschillen tussen wel en niet getrouwd zijn weg te nemen, is dat niet gelukt. Soms is het fiscaal partnerschap, of het huwelijk, niet de handigste keuze. Zo is de mate waarin kosten voor kinderopvang aftrekbaar zijn, afhankelijk van de hoogte van het gezamenlijk inkomen. Dat gezinsinkomen kan zo hoog zijn, dat er helemaal geen recht op aftrek overblijft.

Neem een gezin met een huurhuis en dus zonder hypotheekrenteaftrek of ander belangrijke aftrekposten. Indien de moeder in dit gezin een laag inkomen heeft, kan het voor dit ongetrouwde stel voordelig zijn om géén fiscaal partnerschap aan te gaan en ma de kosten af te laten trekken. Gehuwden hebben die keus niet.

Begrip eigen woning
Nu een ongetrouwd koppel waarvan iedere partner een huis heeft. Als zij zich niet als partners melden bij de fiscus, hoeven ze ook niet te kiezen welk huis het hoofdverblijf is. ’Het ziet er naar uit dat zij ieder de rente op de lening voor dat huis kunnen blijven aftrekken,’ aldus Dirk Albregtse van de vakgroep fiscale economie van de Erasmus Universiteit. ’Je moet partners die elk een huis hebben en gaan samenwonen eigenlijk adviseren om geen fiscaal partnerschap aan te gaan.’

Die partners moeten dan toch ook elk in hun eigen huis wonen? Volgens Leo Stevens, hoogleraar fiscale economie aan dezelfde universiteit, is de wettekst daar niet duidelijk over. ’In de wet staat dat de woning voortdurend voor bewoning ter beschikking moet staan van de eigenaar, maar daarmee is niet gezegd dat die eigenaar daar ook daadwerkelijk moet wonen.’ Dat zou ook perspectieven kunnen bieden voor huiseigenaren die zelf in een huurflat zitten, om toch hun hypotheekrente af te trekken. Volgens Stevens zal er nog veel discussie ontstaan over de vraag wat er precies moeten worden verstaan onder de aanduiding ’als hoofdverblijf ter beschikking staan’. Stevens: ’Tandenborstels tellen is een privacygevoelige kwestie. Het zal daarom in de praktijk niet eenvoudig zijn uit te maken of iemand die niet in zijn eigen huis woont, toch de hypotheekrente mag aftrekken.’

Fiscaal relatieadvies
Bij de jaarlijks op te lossen relatiepuzzel spelen niet alleen de hoogte van het inkomen en inkomensdrempels een rol, maar ook nog het evenwicht tussen aftrek en bijtellingen en het aantal huizen. En wie weet is straks ook nog de successiewetgeving van invloed, die bepaalt hoeveel belasting partners betalen over een erfenis. De situatie kan van jaar tot jaar verschillen, met als gevolg dat het ene jaar een fiscaal huwelijk voor de hand ligt, terwijl een ’scheiding’ het jaar daarna de beste oplossing is. Daar komt de calculerende belastingbetaler zelf niet meer uit. Het kan niet anders of adviseurs wrijven zich al in de handen en programmeurs ontwikkelen rekenprogramma’s die belastingbetalende partners straks kunnen kopen om ze te helpen bij het verdelen van de aftrekposten en bijtellingen.

Belastingdienst
Eenvoudiger wordt het er niet op. Stevens vreest dat het vage partnerbegrip niet alleen lastig is voor de belastingbetaler, maar ook voor de belastingdienst zelf. Die zal moeite hebben de ’relatiehoppende’ paren te controleren die het ene jaar een huis met aanhangende verzekeringen opvoeren om de rente af te kunnen trekken en het volgende jaar kiezen voor de alleenstaandenstatus, waardoor ze onder geheel andere fiscale regels kunnen vallen. ’En,’ stelt Stevens, ’de keus voor een relatie wordt nu fiscale afweging. Dat kan nooit de bedoeling zijn.’